Hoe Pimmez op het slechte pad belandde
Na een slechte nachtrust in verband met een eerste dag op het nieuwe baantje volgde een bijzonder leerzame dag. Het werk vereist geen hersencellen, behalve hoe de regels van de baas te ontduiken en succesvol om drie uur thuis te kunnen zijn. Leerzaam, edoch vermoeiend.
Daarna wilde ik nog even de stad in, iets kopen. Fiets tegen een paal, sloten eromheen. Een kwartier later met lichte prullaria in de tas tref ik mijn fiets omsingeld door twee politieagenten, een boze meneer en een mevrouw. Ik wil mijn fiets pakken, veronderstellend dat de oproer om de fiets aan de andere kant van de paal gaat. Die is echter van de dochter van de boze meneer, maar wil niet los. Snel zie ik waarom: mijn slot had ik niet alleen om de paal, maar ook om de stang van de andere fiets gedaan.
Dus excuses. En als je moe bent, kosten ook excuses meer moeite. Nog meer excuses. Uitleggen aan altijd begripvolle oom agent dat het zonder opzet was gebeurd en het hier duidelijk een misverstand betrof. Hoe noem je dat? Onvermurwbaar, was oom agent. Boze meneer speelde in op de sentimenten, normen, waarden, Balkenende topgozer, dat soort ongeloofwaardigheden. Ik nog meer excuses, want mee eens, sent, norm, waar, balk. Uiteraard. En excuses overigens.
Oom agent kijkt naar z'n neef (het zal z'n nicht eens wezen), knikt, en ziet het deze keer door de vingers. Maar bekijkt me alsof ik een zware crimineel ben. Boze meneer vertelt over dochter te laat op werk, over vrouw in paniek, en meer larie. Om vijf uur stopt men doorgaans met werken, maar ik heb begrip. Boze meneer stapt op fiets, mevrouw volgt, oom agent kijkt boos, schudt wijsvinger en neemt benen.
Mij achterlatend met twee lege banden. De hypocriete moraalschoft. Aldus te voet naar de dichtstbijzijnde fietsenmaker. Die was Balkenendezijdank beloopbaar, en daar heb ik - want geduld had ik niet meer - een ventieltje gepikt van een belendende fiets en mijn banden opgepompt. En weggefietst. Met lichte prullaria en een donderwolk rond mijn hoofd.